
Rondleiding Wahlverwandtschaft
Mirjam Veldhuis, de inspirator van de expositie Wahlverwandtschaft, verzorgt op zaterdag 24 mei een rondleiding op de tentoonstelling. Aanvang: 13.00 uur. Aanmelden via info@pictura-groningen.nl wordt
Adres: Sint Walburgstraat 1, 9712 HX Groningen
Openingstijden: woensdag – zondag 13:00–17:00
Telefoonnummer: 050 312 2953
Sint Walburgstraat 1, 9712 HX Groningen
woensdag – zondag 13:00–17:00
050 312 2953
Gronings podium voor actuele beeldende kunst, ontmoeting en debat
Je hebt bloedverwantschap en je hebt zelfgekozen verwantschap, ofwel Wahlverwandtschaft.
Rond dat laatste begrip maakt Mirjam Veldhuis een tentoonstelling met zes collega kunstenaars, met wie ze zich, soms al lang, soms meer recent, verbonden voelt.
In het hele pand van Pictura kunt u deze verwantschappen ontdekken, soms bijna letterlijk, dan weer losser en intuïtiever te begrijpen. De zeven vrouwelijke kunstenaars bedienen zich van een breed scala aan disciplines en technieken. Zo zijn er foto’s,
films, grafiek, installaties en sculpturen van textiel en keramiek, schilderijen, tekeningen en kostuums of ‘wearables’.
De gekozen verwantschap laat zich in verschillende thema’s zien. Zo is er bij zes van hen een sterke hang naar het (bloem) stilleven en de natuur, is eten bij enkelen zelden ver weg en wordt de vrouwenwereld van het huishouden en de nadruk op een presentabel huis liefdevol op de hak genomen. Zeker drie van hen hebben een bovengemiddelde behoefte vazen en potten te maken of af te beelden, zowel functioneel als ontdaan van functie en slechts getoond als een ruimtelijk concept, of als metafoor
voor het lichaam. Trauma’s worden bezworen, soms door het tonen van de absolute leegte, het nabeeld van een boswandeling, een onbalans of kleine imperfecties in sculpturen, soms door rekwisieten en kleding in te zetten die absurde maar ook ongemakkelijke situaties helpen te creëren.
De tentoonstelling is een ode aan de langdurige omgang met elkaars werk en elkaars bestaan.
Hieronder beschrijft Mirjam Veldhuis, direct en persoonlijk, welke beslissende belevenissen ze met elk van de deelnemende kunstenaars deelde en hoe dat (tijdelijk) elkaars werk beïnvloedde.
“Jet en Mella ken ik van onze studententijd. Zij zaten net een jaar boven mij.
Jet ontmoette ik doordat mijn toenmalige vriendje en haar man ook op Minerva zaten, bij elkaar in het jaar. Jets schilderijen in die tijd, waren zacht en sferisch, maar ook al een beetje hoekig en dwars. Het waren stillevens van potten en vazen. Ik denk dat zij mij het werk van Morandi liet zien. Ze deed eindexamen met (bloem)stillevens, waarvan ik er een in mijn bezit heb. Een prachtig schilderij van een boeket op vaas, maar vooral van de vaas. Dat het om tulpen gaat weet je omdat één bloem al over de rand is gebogen, zoals alleen tulpen dat kunnen.
Als student op de keramiekafdeling van Minerva deed ik rond die tijd een belangrijke ontdekking
met betrekking tot het idee van een pot: een pot is niet meer dan een ruimtelijk concept, waarbij er een binnenruimte en buitenruimte ontstaat, meer of minder verhuld al naar gelang de vorm van de pot. Dit besef stelde mij in staat om de pot van zijn functionaliteit te ontdoen. Ik maakte niet-functionele vazen door ze aan boven- en onderkant open te maken. Mijn hele eindexamen-jaar stond in het teken van vazen en volumes, waar de lucht vrijelijk doorheen kon stromen. Dat stroomidee vond ik heel belangrijk. Alles stroomde op die manier, vloeistoffen, gedachten, ideeën. Het keramiekjargon staat bol van de woorden die aan ons lichaam refereren. De hals, buik en voet van een vaas, de huid, ja zelfs de ziel in de
bodem van een es. Dat alles nam ik mee in mijn ideeën en beelden. Zo maakte ik dubbele vazen waarbij de tuiten verbonden waren, waardoor ik associatie met longen kon maken. Later kwam er ook de associatie met planten en wortelstelsels, bloedsomlopen en spijsverteringskanalen.
En tegelijkertijd kon een pot ook nog gewoon een pot zijn.
Die liefde voor potten als concept is bij mij nooit meer helemaal weggegaan. Soms is het wat verhuld of verwrongen, maar het is er meer wel dan niet.
Ondertussen schilderde Jet vrouwenbenen als vazen met bontlaarsjes en bontrokjes. Stakerige zuilachtige
benen, niet behagend. Ook waren er de eetstillevens, vlezig en hompig en net zo lichamelijk. En altijd die malle uitsnedes. Rond 2005 begon ze te haken. De liefde voor textiel kwam eigenlijk niet uit de
lucht vallen. Al jaren was er een kast in haar atelier waarin ze lappen, lapjes en kluwens wol bewaarde.
Alsof alles er had liggen rijpen. Haar haakwerk resulteerde in unieke objecten, groot en klein, en omvangrijke installaties met al net zulke hompige vormen als in haar schilderijen voorkwamen. Ook de, wat ze zelf ‘bestorven kleuren’ noemt, waren er weer. De aanblik ervan werkt vaak hilarisch, door een sneuïge erotische lading, iets wat ik erg in haar werk bewonder.
Jet en ik hebben zeker drie keer een duo expositie gehad, in Pictura, in Frontaal in Appingedam (Fila la lana) en in de Lawei inDrachten (Roze Gloed). Voor mijn gevoel meandert ons werk naar elkaar en dan weer wat van elkaar weg, maar altijd is er wel een connectie.
Mella ontmoette ik ook tijdens mijn studietijd, doordat een van onze docenten zei: ”Je moet eens bij Mella Jaarsma gaan kijken. Ze werkt in de ateliers in de Pelsterstraat.” We maakten een afspraak en er was
bij mij meteen een klik met haar en haar werk. Ze schilderde op staande formaten die overeen kwamen met onze menselijke maat, iets wat mij ook al mateloos fascineerde. Door die maatvoering ontstaat er direct een fysiek verband tussen jou en het schilderij of beeld. Daarbij experimenteerde ze met de ruimte buiten het doek. Schilderingen gingen door op de muur. Het was een soort definiëren van wat een schilderij nou eigenlijk was. Haar kleurgebruik was sober: verwant aan de Stijl. Mella verhuisde in 1984 naar Indonesië. We bleven in contact en correspondeerden ook over ons werk en maakten er tekeningen bij. Ik heb nog een deel van deze correspondentie. Mella schrijft: ‘Ik ben nu met houten beelden bezig en het voelt alsof beelden maken gemakkelijker is dan schilderen. Het materiaal op zich zegt al zoveel en spreekt al voor zich, gaat direct een relatie met de ruimte aan, ook door het drie-dim. Het schilderen is voor mij meer strijd omdat het d.m.v. van kleur en vorm nog iets moet worden. Minder lichamelijk.’
We schrijven en schetsen uitgebreid over het ritueel van het schenken, leeggieten. In haar beginjaren in Indonesië was ze gegrepen door de tussenwereld die door schaduwen wordt gecreëerd, zo zeer aanwezig in het wajang-kulit theater van Java. Life, shadow, death.
Mella werkt met kleding en kostuums, tijdens performances en openingsceremonies bewoond
door modellen. Haar installaties werden steeds sociaal geëngageerder, iets dat in mijn werk helemaal ontbreekt. Zoals zij dat doet, vind ik dat geweldig en ook nogal gedurfd in een land dat steeds meer onder invloed komt van een nogal dwingende vorm van de islam. Wat te denken van A taste of behind?
Kleding als tweede huid, beschermlaag, identiteit of karakter gevend is ook iets wat ik ontwikkelde als idee, in mijn keramische werk. Steeds meer werd de huid van mijn beelden een interface.
Tactiel, soms verleidelijk, om aan te likken zo uitnodigend. We hebben rond dat thema in 2011 in Bandung een workshop Skin Matters gegeven op de keramiekafdeling van het Institut Teknologi Bandung. Mijn eerste ervaring met lesgeven aan kunststudenten. Het smaakte enorm naar meer, maar het duurde nog tot 2017 voor ik er meer ervaring mee opdeed.
Eerder, in 2007 nodigde ze mij, na een ernstige ziekteperiode, uit om bij haar te bivakkeren en te werken in haar atelier. Met de zin: “Wij hebben hier ook doctoren”, trok ze me over de streep. Het was het beste wat me toen overkwam. Ergens in die drie weken had ze georganiseerd dat ik een lezing kon geven op de kunstacademie daar. Een voor mij onvergetelijke belevenis. Ik was totaal onvoorbereid op het in- en uitlopen van het publiek en al het eten dat er rond werden gedeeld. Maar na afloop stelden al deze studenten gewoon hele slimme vragen en hadden alles meegekregen.
Sian ontmoette ik begin september 1997. Heel de UK stond op z’n kop omdat Diana, Princess of Wales op 31 augustus in Parijs verongelukte. De aanleiding voor ons bezoek was dat mijn man mij kennis wilde laten maken met zijn matties uit de dagen dat hij heel veel in Engeland exposeerde. George, Sians echtgenoot was een van hen. George en Sian woonden met hun twee zoontjes in Dorset aan de kust. Het bezoek was een warm bad. Sian was na een periode van relatieve stilte weer begonnen met haar fotografie. Nog voorzichtig maar met een focus op landschap als genre. We mochten ’s avonds een keer door haar hele portfolio kijken en een print uitzoeken als cadeau. Wij zaten alleen aan de keukentafel met haar werk. Wat een frisse vrouwenwereld!
We zagen gekke combinaties van keukengereedschap en puddingvormen geplaatst in het kustlandschap en meer agrarische settings, maar ook in winkels en in haar eigen keuken. We kozen Barbara’s lamb. Niet om Barbara’s lamb, die je licht verward aanstaart, naast een puddingvorm in lammetjesvorm, maar vooral om het lammetje op de achtergrond dat zeer primair zijn hele hoofd in een emmer met voer steekt.
Sian en ik keken samen naar de begrafenisceremonie van Diana op de BBC. We moesten allebei huilen toen de katafalk met de tekst ‘mummy’ voorbij kwam, met daarachter de twee prinsjes.
Sian was heel vaak bij ons om te werken aan haar landschapsfotograie, zoals de serie Putting
hills in Holland. Ook mijn keukenkast werd leeggetrokken voor ‘props’. En ik kon haar altijd blij
maken met mijn ‘rejects’, afgekeurde sculpturen en scherven. Haar handelsmerk bleef de combinatie
van huishoudelijke alledaagse voorwerpen, geplaatst in het landschap of op andere onverwachte
plekken: strijkplanken, vegers en ragebollen, dweilen en schuursponsjes. En heel veel eten
werd gekneed tot miniatuur landschappen, zoals in Serving suggestions. Grappig, onverwacht, een
beetje gek. Prachtige titels hadden deze fotoseries, zoals ‘When the domestic meets the wild’. In
die tijd gebruikte ze vaak een pin hole camera. Dat zorgde voor een vervreemdend perspectief.
Alsof je als een insect tussen de grassprieten zit.
Toen ging ze zichzelf in beeld ging brengen. Niet meer de accessoires, maar zijzelf als ‘prop’, als
optredend personage. Bijvoorbeeld in haar series ‘How to be holy’, ‘Manners’ en ‘Ste Catherine’,
ontstaan tijdens residencies/fellowships in Rome. Hier kijkt ze als katholiek meisje het katholieke
beest in de bek of komt er mee in het reine. In Rome was ze in het hol van de leeuw. Wat voor mij
fascinerend was: ‘Is het nu lachen geblazen of is dit ‘the asylum’ waar we hier naar kijken? ‘ Waarschijnlijk
allebei. ‘The more serious I am about things, the more absurd it gets.’ zegt Sian.
Sian en ik delen een lichte vorm van rebellie en een primaire behoefte om uit niets iets te maken.
De weg van happy mistakes and nasty surprises. Planten – en bloemmotieven in enorme hoeveelheden, die in diverse situaties prachtige vloerboeketten of wandinstallaties vormden.
Ze won in 2018 de prijs bij de Keramiek Triënnale in het Coda, Apeldoorn. Er zijn heel veel bloemenmakende keramisten en bloemenschilders, en vaak vind ik het allemaal wat nufig en beleefd. Haar werk is vooral het tegendeel. Het is robuust en fijnzinnig en staat bol van de experimenteerzin, vooral in haar collages.
Met Alida heb ik denk ik de meest verregaande werkrelatie opgebouwd, ook door de frequentie van elkaar bezig zien en spreken. Ik heb veel gehad aan haar terloops geplaatste opmerkingen over hoe een zekere mate van disbalans te creëren in de vorm van een object. Met Alida had ik een mooie duo tentoonstelling in de Stelmakerij in Sellingen.
Udona ontmoette ik via haar man Remco Dikken. In 2010 had ik een tentoonstelling in Akkuh, Hengelo, getiteld Celedon Candy. Remco werkte daar en assisteerde bij de inrichting. Naderhand volgden
ontmoetingen, uitnodigingen voor exposities. En tragediën. Ik vind Udona’s werk het mooist als het voorstellingsloos is. Heel vaag is er nog een hint naar vegetatie, misschien, een nabeeld van een boswandeling of iets dergelijks. Omdat je niet precies weet waar je naar kijkt, blijf je kijken. In zekere zin
streef ik dat ook na, en dat is dan nog verdomd moeilijk. Het lijkt wel een menselijke behoefte om
toch iets ergens in te willen zien. Dat het haar lukt om die behoefte steeds net niet in te lossen, vind ik
heel knap. Ook fascinerend is het dat ze dan wél weer iets van het fysieke maakproces laat zien: de kruislatten van het spieraam zijn zichtbaar door de dunne verflagen heen en maken het schilderij weer tot een gewoon object, een concreet ding.
Merel zat in de off course Speak Ceramics die ik twee keer heb gegeven op Minerva. Ze viel me op door haar toewijding. Waar ik een vazentik heb, heeft Merel een essentik. Ze bleef de gehele off course trouw aan haar flessentik. Een grote collectie minflesjes ontstond er, allemaal karaktervol als personages.
Zonder bodem. Het ging haar vooral om de vorm, niet om de functie. Herkenbaar maar net anders als bij mij. Ze rekt het begrip fles verder flink op door dit compleet te abstraheren in tekeningen en prints. Verder heeft ze een voorliefde voor wat archaïsche werkvormen, zoals lithografie en zeefdruk, wat ik
bewonder en ook herken. Keramiek is ook slow art. Je moet heel procesmatig te werk gaan
om iets gerealiseerd te krijgen, maar je kunt binnen die marges een onuitputtelijke variëteit aan verschijningsvormen creëren. Iets daarvan zie ik ook bij haar.
Het contact met Merel, die eigenlijk illustrator is, heeft voor mij ook betekend dat je de scheidslijn tussen autonome en toegepaste kunst misschien niet zo scherp hoeft te trekken als ik altijd deed.
Tot zover eerst maar eens.”
Alida’s werk kende ik al lang voordat ik haar werkelijk ontmoette. Ze had in 2002 een tentoonstelling
in het gemeentehuis van Assen, getiteld ‘Een bloem groeit nooit alleen’. Wat een prachtige
over-the-top portretten van bloemen. Alles oraal en van de vazen zag je nog een beetje. Ik
herinner me vooral de weelderigheid van de bloemen en de forse formaten. Op zeker moment
bood ze aan om je tuin in miniatuur te schilderen. Dat deed ze zo pasteus, dik en vet dat ik dacht:
“Zij moet eens kleien!” Ze nam de uitnodiging aan en werkte zeker een jaar of zes circa één dag
in de week op mijn atelier. Met een enorme scheppingsdrang. Ze realiseerde een omvangrijk oeuvre.
Mirjam Veldhuis, de inspirator van de expositie Wahlverwandtschaft, verzorgt op zaterdag 24 mei een rondleiding op de tentoonstelling. Aanvang: 13.00 uur. Aanmelden via info@pictura-groningen.nl wordt
Op dinsdag 20 mei organiseert boekhandel Godert Walter in Pictura een avond met vier vertalers die genomineerd zijn op de longlist van de Europese literatuurprijs.
Je hebt bloedverwantschap en je hebt zelfgekozen verwantschap, ofwel Wahlverwandtschaft.Rond dat laatste begrip maakt Mirjam Veldhuis een tentoonstelling met zes collega kunstenaars, met wie ze